zaterdag 4 februari 2012

Van de wal in de sloot

Nederland is in de greep van de winter. Het mocht ook eindelijk wel een keer, want het is al februari en we hebben tot nu toe een half jaar herfst gehad. Dus eindelijk vorst en sneeuw. Mutsen op, handschoenen aan, geen probleem. Heerlijk om door de sneeuw te wandelen en het geknars onder je voeten te horen. Ook onze hond Banjer, die we sinds kort hebben en die uit het asiel komt, vindt sneeuw leuk. Hij rolt er steeds doorheen en stopt zijn snuit diep in de sneeuw om te graven. Leuk, leuk, leuk dus. Dat dacht ik ook toen ik met hem richting Overbos (het plaatselijke park) vertrok.

Op een gegeven moment kwamen we op een rustig deel, waar ik hem los wilde laten. Maar op het moment dat ik dat wilde doen, zag hij dat er eendjes in een wak zaten en aangezien hij alle diertjes leuk vindt, besloot hij daar even te gaan kijken. Zoveel vriendjes bij elkaar, dat wilde hij van dichtbij zien. Plotseling sprong hij op het ijs en rende in de richting van het wak. Het leek me niet zo’n goed idee, dus riep ik hem terug. Na enig aarzelen kwam hij terug en juist toen ik verder wilde wandelen sprintte hij weer het ijs op. Ik roepen, maar nee hoor.

En toen, opeens, zag ik het gebeuren: Banjer zakte langzaam door het ijs. Hij verdween in het water en begon na enig aarzelen te watertrappelen. Hij probeerde weer het ijs op te komen, wat niet leek te lukken. Ik keek even of hij er misschien aan de zijkant uit kon en op de kant kon klimmen, maar aan de zijkant was ook alles dichtgevroren. Na heel even wachten kwam ik tot de conclusie dat ik het toch niet aandurfde om hem nog langer te laten worstelen. Straks zou hij misschien het niet volhouden en onder water verdwijnen. De enige manier om te voorkomen dat hij het niet langer volhield en zou verdrinken was: ingrijpen!

Dus, trok ik snel mijn schoenen uit, gooide de hondenriem op de kant en liep het ijs op, wetende dat ik er wel heel wat eerder dan hij doorheen zou zakken. Zo geschiedde. Het was een raar gevoel om uiteindelijk tot je middel in het water te staan om je hond uit een wak te redden. Nog raarder was dat mensen het zagen gebeuren en net deden of ze niets zagen. Nee, het is blijkbaar de normaalste zaak van de wereld dat je iemand in de sloot ziet staan bij die temperaturen en dan niet vraagt of het een beetje lukt of dat je ergens mee kunt helpen.

Maar eigenlijk interesseerde dat me niet meer. Ik was zo blij toen ik mijn hond beet kon grijpen en zeker wist dat hij veilig was. Met wat moeite klom ik het afbrekende ijs weer op, maakte snel de hond vast aan de riem, trok met enige moeite mijn schoenen weer aan en liep met mijn kletsnatte kleding en kletsnatte hond de tien minuten naar huis. De hond leek, zo te zien, niet veel last te hebben van zijn heikele avontuur en zelf had ik alleen een schaafwond en een snee opgelopen. En de schrik, maar die was toen allang weer voorbij.

Thuis aangekomen was er meteen werk aan de winkel: snel douchen, hond uitgebreid badderen, afdrogen en föhnen en dan eindelijk bijkomen van deze bizarre gebeurtenis. Tegen de hond heb ik gezegd dat hij voorlopig, zolang er ijs ligt, niet meer los mag. Ik wil niet nog eens van de wal in de sloot belanden. Bekijk het maar, Banjer! Voorlopig mag jij lekker aan de lijn en dan blijf ik lekker boven ANP.

zaterdag 14 januari 2012

De meest dromen zijn bedrog

Henk Kamp haalt regelmatig de media met kraakheldere uitspraken die volgens hem de situatie op de arbeidsmarkt in Nederland moeten verbeteren. Zo vindt hij dat als er honderdduizenden Polen in Nederland werken, dat je die net zo goed terug kunt sturen om Nederlandse werklozen dit werk te laten doen. Simpel, kraakhelder, geen speld tussen te krijgen. Of wel? Jawel, hoor. Ten eerste ziet dhr. Kamp het helemaal voor zich. Kamp: “Polen, we hebben jullie niet meer nodig. Jullie mogen weer naar huis.” “Öh, meneer Kamp, dat gaan we meteen doen. Fijn dat we al die tijd hier hebben mogen werken, bedankt namens het thuisfront. Heel erg bedankt.”

Kamp: ”Stoute, luie Nederlandse autochtone werklozen, jullie moeten nu snel van de bank en deze maand aan de slag in de aspergeteelt, dan heb ik even een maand niets voor jullie en daarna kun je weer een maand aardappels rooien.” “Oh, meneer Kamp, bedankt voor deze geweldige uitdaging. We zijn zo blij dat we om de maand werk hebben. En hoeven we dan maar drie uur per dag te reizen om dit mogelijk te maken? Top!”

Daarna kan Kamp met een gerust hart de Tweede Kamer in. “Ik heb het probleem van een grote groep werklozen opgelost. Gaat u nu voor mij klappen?” Een groot applaus van alle partijen valt hem ten deel. De Kamerleden staan te juichen achter hun bankjes en kunnen hun enthousiasme niet onder stoelen of banken steken. “Leve Henk Kamp, leve de redder van de arbeidsmoraal!”

Henk Kamp schrikt wakker als zijn vrouw hem aanstoot. “Henk, je lag weer te dromen. Je lag in je slaap hardop de Tweede Kamer te bedanken voor de complimenten die ze je hadden gegeven. Ik heb geen idee waarover het gaat, maar als het zo doorgaat, ga je maar in de logeerkamer bivakkeren. Dat gegil van je elke nacht!”

Henk Kamp dommelt na een onrustig half uurtje, waarin hij zich realiseert dat het echte applaus nog steeds moet komen, weer in. Zijn dromen nemen weer bezit van hem. Hij zit in zijn werkkamer en leest de brief van de ex-werkloze journalist uit Limburg die nu een baan in Groningen heeft aanvaard. Wat een zeurbrief is het van die man. In plaats dat hij blij is, dat hij werk heeft. Zeurt hij over zijn huis dat hij in Limburg aan de straatstenen niet kwijt kan en dat hij nu met dubbele lasten zit, omdat hij in Groningen in de vrije sector heeft moeten gaan huren. Ondertussen zit moeder met de kinderen thuis die nu enkele weken al beginnen te vragen wie die man is die zondag het vlees komt snijden. Sommige mensen zijn ook nooit tevreden, zeker weer een PvdA-er. Die kunnen er wat van.

Daarna leest hij een binnengekomen mail van een jongeman van 25. Heeft universitaire studie afgesloten, rondt binnenkort tweede studie op HBO niveau in deeltijd af en kan maar geen baan vinden die enigszins past bij zijn twee opleidingen. Wat een gezeur. Hij kan toch gewoon stageplekken zien te krijgen. Daar verdien je toch ook al gauw zo’n 300 euro per maand mee. Dat is precies het bedrag waar Henks vrouw Ingrid het tweede, kleine autootje van rijdt per maand. Sommige mensen zien nu eenmaal niet de waarde van geld. Nou, Henk wel. Hij stuurt de jongeman snel het standaardmailtje van de seizoensarbeid in Limburg. Dat de jongen uit Amsterdam komt is dan even lullig, maar een beetje reizen moet je voor een baan over houden. Klagers hebben geen nood, heeft zijn moeder hem altijd geleerd.

Dan weer een telefonische notitie afwerken. Een alleenstaande moeder die klaagt dat ze haar hoofd niet boven water kan houden, omdat haar flexcontract bij de thuiszorg verder ingekrompen wordt. Ze krijgt voortaan minder uren en voor een lager uurtarief. Ja, logisch, denkt Henk. Die tarieven voor thuiszorg zijn zo de pan uit gerezen de laatste tijd. Zijn eigen moeder moet ook al een hogere eigen bijdrage betalen, dus waarom zou het personeel buiten schot blijven? Toch een schande dat zijn eigen lieve moedertje , die Nederland vanaf de grond heeft helpen opbouwen na de oorlog, nu zo gepakt wordt. Gelukkig is hij in de positie om elke maand haar een paar honderd euro in de hand te drukken. Zijn vrouw Ingrid weet daar niets van, maar zij geeft tenslotte zelf honderden euro’s per maand uit aan de kapper en schoonheidsspecialiste. Weggegooid geld, als je het hem vraagt. Maar ja, ze verdient haar eigen geld, dus wat kan hij eraan doen?

Daarna verlaat Henk zijn werkkamer en stapt het Binnenhof op. Daar komt hij zijn oude dispuutgenoot Boudewijn tegen. Leuk om die weer eens te zien. Ze besluiten om even samen koffie te gaan drinken in het café op de hoek. Boudewijn betaalt, want hij kan het declareren bij zijn bank. Externe contacten heet het kopje waaronder hij declareert. Nadat Boudewijn Henk uitgebreid over zijn bonus voor dit jaar heeft verteld, vraagt hij hem terloops hoe het nu zit met de hypotheekrenteaftrek. Hij heeft namelijk net vorig jaar een duur stolpje in het Gooi aangeschaft en zou het toch wel heel vervelend vinden als hij binnenkort niet meer het maximum tarief kan aftrekken voor de belasting. Henk verzekert hem dat hij niet bang hoeft te zijn. Met de VVD aan het roer verandert er voor Boudewijn niets. Hij is tenslotte een hardwerkende Nederlander en de VVD heeft tenslotte het land teruggegeven aan deze hardwerkende Nederlander. Wat een opluchting voor Boudewijn. Gelukkig, hoeft hij zijn wintersportvakantie nu niet naar een goedkopere locatie te verplaatsen, maar kan hij gewoon naar Lech blijven gaan. Hij bedankt Henk hartelijk en omhelst hem. Henk geeft hem spontaan een zoen op zijn wang.

“Jemig Henk, wat zit je nu opeens klef te doen”. Ingrid schrikt wakker nog voordat de wekker gaat. Op zaterdag en zondag heb je nooit zin en nou zit je opeens aan me terwijl ik nog slaap. Denk maar niet dat ik daar behoefte aan heb. Je hebt zeker gedroomd van wulpse vrouwen. Nou ik heb er genoeg van, je slaapt voorlopig maar een paar dagen in de logeerkamer. Oh ja, en je moeder heeft gisterenavond gebeld. Ze vroeg of je haar een honderdje extra per maand kon geven, omdat haar zorgtoeslag en aanvullende verzekering fors duurder is geworden. “

Kreunend komt Henk overeind. Een nieuwe werkdag staat voor de deur. Maar hij herpakt zich al snel. Een nieuwe werkdag betekent ook weer een nieuwe kans op applaus voor zijn beleid. Hij houdt hoop.