woensdag 9 juni 2010

Stoplicht op groen voor Daltonschool

Vandaag een groot stuk in de krant over het invoeren van Daltononderwijs bij basisschool Het Kompas in de wijk Zwaansmeer. Dit schoolprincipe is niet gebaseerd op vrijheid, blijheid zoals in eerste instantie misschien lijkt. Natuurlijk krijgen kinderen meer vrijheid, omdat ze veelal zonder begeleiding van de docent aan het werk zijn. Maar duidelijke afspraken over hoe de samenwerking moet verlopen horen hierbij en ook het houden aan regels, zoals het stil werken als het stoplicht op rood staat. Ik denk dat het een goede voorbereiding is op een succesvolle carrière in het voortgezet onderwijs. En ik ben eigenlijk een soort ervaringsdeskundige, omdat vroeger ook al via het Daltonprincipe les kreeg. De school waarop ik zat, de Jan Ligthartschool aan de Belgiëlaan, was daar namelijk volop mee bezig. Ja, dit is dezelfde school aan de Belgielaan waar nu zoveel over te doen is omdat deze in beeld is als tijdelijke huisvesting voor de Broekpolderscholen. Het wordt steevast “het oude Kompas”genoemd, maar het is gewoon de oude Jan Ligthartschool. Het stenen gebouw uit de jaren zestig, waar met een goede, ingrijpende opknapbeurt heel wat van te maken is.

Op die school kwam ik in 1967. Voor mij was het een heerlijke school met een groot schoolplein, waar voor iedereen volop ruimte was om te doen wat je wilde. Knikkeren, kaatsenballen, papagaaitje-leef-je-nog, elastieken, van paaltje naar paaltje springen, meidenvangertje en wat al niet meer. Je had als kind buiten lekker de ruimte en als ik naar de kleinere schoolpleinen van nu kijk, heb ik vaak een gevoel van medelijden met de kinderen. Maar niet alleen buiten hadden wij de ruimte. Ook binnen kregen we de ruimte. En niet omdat de lokalen nu zo groot waren. Het waren standaard lokalen, waar de eerste jaren meer dan veertig leerlingen in de klas zaten. Nu waren we ook klein en hadden korte beentjes, maar het zat goed vol, propvol. Maar de ruimte die je kreeg, zat in het Daltonprincipe waarmee in de bovenbouw gewerkt werd.

Je kreeg aan het begin van het jaar een takenboekje. De leraar/lerares schreef op het bord welke taken voor taal, rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde en kennis der natuur je aan het eind van de week af moest hebben. Er waren bepaalde tijdvakken per dag dat je zelf mocht bepalen aan welk vak je werkte. Stel dat je twee hoofdstukken rekenen per week af moest hebben. Dan kleurde je na 1 hoofdstuk af de helft van het takenvakje groen. Dan begon je daarna bijvoorbeeld aan de taalles. Het prettige vond ik, dat je halverwege de week al een goed gevoel kreeg als je zag dat je al meer dan de helft af had. Als je de taken voor de hele week afhad, mocht je tekenen of zoals sommige ijverige leerlingen deden: doorwerken! Het gevolg was wel dat in de zesde klas (wat nu groep 8 is)diverse leerlingen ruim voor het einde van het schooljaar klaar waren met de rekenboekjes. Daarna had de school dan een wiskundemethode. Je hoefde je dus niet te vervelen. Met een stoplicht werkten wij niet. Vroeger was het: “Mond op slot!”en dan was bijna iedereen stil.

Toen ik in de brugklas van de OSG (later Berlingh College) belandde, had ik een voorsprong in zelfstandig werken. Plannen was eigenlijk al een tweede natuur geworden. In mijn agenda kleurde ik ook het huiswerk in dat ik afhad. Niet verwonderlijk dat ik mijn schoolloopbaan zonder horten en stoten heb doorlopen. Natuurlijk haalde ik wel onvoldoendes. Wiskunde is nooit mijn vak geworden en scheikundeafkortingen kon ik niet lang onthouden. Gelukkig bleek er een a-stroom te zijn, met allerlei vakken die mij wel lagen.

De leerlingen op Het Kompas boffen. Goed voorbereid gaan zij na groep 8 naar de brugklas en zullen daar in ieder geval geen moeite hebben bij het zelfstandig werken in de klas. Het enige verschil is dat er geen stoplicht zal staan dat op rood of groen staat. Maar dat zal geen probleem zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten